Afhankelijk van de functie van het gebouw, het gebouwontwerp en de ruimte is de werktuigbouwkundige installatie meer of minder complex. In zijn meest uitgebreide vorm vervult de werktuigbouwkundige installaties de navolgende functies : verwarmen, verse lucht toevoeren, gebruikte lucht afvoeren, koelen, be- of ontvochtiging en filteren.
In het ontwerp zijn er een aantal belangrijke kenmerken van een installatie waar wij rekening mee houden.
- Het transportmedium voor warmte en koelen ( lucht, water of elektra ), warmteopwekking vindt meestal centraal plaats zodat warmte moet worden getransporteerd.
- Ventilatie en warmteterugwinning, ventilatie is noodzakelijk om de binnenlucht te ontdoen van verontreinigingen, via warmte wisselaars is het mogelijk de warmte deels uit de afvoerlucht te halen en weer te gebruiken om de koude buitenlucht voor te verwarmen.
- Noodzakelijkheid be- en ontvochtiging, in ruimten is het mogelijk de relatieve luchtvochtigheid te regelen. Voor een kantoorfunctie is dat niet snel nodig, maar wel voor bijvoorbeeld een drukkerij, museum of een monumentaal gebouw is dat wel noodzakelijk.
- Filteren, recirculatie van lucht wordt nagenoeg niet meer toegepast omdat er hoge eisen aan filters worden gesteld om de lucht te ontdoen van bacteriologische verontreinigingen en omdat er betere alternatieve beschikbaar zijn voor warmteterugwinning. Bij mechanische ventilatie wordt filtering van de buitenlucht toegepast ter beperking van verontreinigingen in de lucht en in het kanalenstelsel.
- Mate van betrouwbaar- en regelbaarheid; gebruikers moeten vertrouwen hebben in de beheerbaarheid van het binnenklimaat om het energiegebruik te beperken. Wanneer gebruikers ontevreden zijn over het klimaat gaan zij onoordeelkundig de installaties bijregelen met als gevolg een hoger energieverbruik of ziekteverschijnselen vertonen ( sick-building syndroom ).